Ga je mee sleeën?
Waarschuwing: Deze column kan overkomen als sappig, kazig, klef. Ik ga me er niet voor excuseren.
Dit weekend gingen Jeroen (mijn vriend, voor als niet meer alleen mijn ouders deze column lezen) en ik skiën. Dicht in de buurt van Marseille, want daar zitten we nog steeds. En we gingen donderdagochtend al, want ik heb nog steeds geen werk. En toch ging ik wel een weekend skiën. Een mens maakt keuzes.
Ingecheckt in ons appartement, bleek het er zo eentje waar je voor álles extra moet betalen. En natuurlijk hadden we niet zelf handdoeken meegenomen. En natuurlijk hadden we niet zelf beddengoed meegenomen. En nee, we hadden ook niet zelf schilderijtjes meegenomen. ‘Wilt u ook nog sféér in uw appartement? Voor €13,95 hangen we 3 schilderijtjes op!’ Het mocht de pret niet drukken. Er ging geskied worden.
Jeroen en ik hebben elkaar acht jaar geleden ook leren kennen op de piste. In 2017, met een groep vrienden op vakantie, wij vanaf dag 1 knetterverliefd. De acht jaar jongere ik had die vakantie een muts met mijn naam erop (vraag me niet waarom). De eerste woorden die Jeroen en ik wisselden, waren dankzij die muts. ‘Wat heb jij eigenlijk een gekke naam.’ ‘Bedankt, en hoe heet jij?’ IJzersterk, als je het mij vraagt. Ik kreeg de rest van de vakantie geen apfelstrudel meer door mijn keel. Mijn buik zat al vol met vlinders (ik heb gewaarschuwd). Die week glipten we elke avond samen weg, om te gaan sleeën. Ja, echt te gaan sleeën.
Dit weekend, avond 1, liepen we het restaurant uit (inmiddels kan ik gelukkig weer prima eten in het bijzijn van Jeroen). Ineens stond Jeroen stil: ‘Ik heb trouwens een verrassing. We gaan naar huis sleeën.’ En hij pakte een slee van de grond. Want die lag daar ineens, naast de deur van het restaurant. Ik keek hem aan: ‘Schat, dat is 4 kilometer sleeën. Als je niet wil dat minstens één van ons onderkoeld raakt vanavond, dan kúnnen we dat niet sleeën.’ Jeroen: ‘Jawel, kan wel. Kom maar mee, ik weet een pad.’ Vanaf dat moment heb ik alleen nog maar schaapachtig gelachen.
We sleeden één piste naar beneden. We gingen extra hard, door de hoeveelheid raclette en crème brûlée die ik mezelf een halfuur eerder had aangedaan.
De slee stopte. We stapten af. Jeroen draaide zich om. Ik grinnikte nog één keer schaapachtig. Jeroen had mutsen gemaakt, met mijn naam erop. We zetten de mutsen op. Hij draaide zijn muts om. Dit keer stond er iets extra’s op de achterkant van de muts: zijn achternaam. Met een vraagteken. En dit keer zat er ook iets extra’s in zijn jaszak. Een ring. EEN RING, LIEVE MENSEN! Jeroen en ik gaan ons leven lang nog samen sleeën.
PS, voor de bezorgde lezer: Jeroen wist echt een pad. Een pad naar een extreem cute iglohuisje, waar we geen eigen beddengoed hoefden mee te nemen, waar zeker 4 schilderijtjes aan de muren hingen en waar ellendig veel hartjesballonnen en rozenblaadjes aanwezig waren (‘Don’t worry, she is gonna love it,’ zou er eerder die dag tegen Jeroen gezegd zijn).